Covid-19 en Tijdelijke werkloosheid
Tijdelijke werkloosheid en COVID-19
1. Inleiding
De coronacrisis legt de economische activiteiten van veel ondernemingen sinds 18 maart 2020 volledig stil. Op die dag besloot de Belgische overheid bij ministerieel besluit een aantal verregaande maatregelen te nemen, de zgn. ‘lockdown light’, om de verdere verspreiding van het uiterst besmettelijke COVID-19 virus in te dammen. De duur van deze maatregelen werd inmiddels verlengd tot 19 april 2020 en zal daarna wekelijks worden geëvalueerd. Eén van die maatregelen bestond uit de verplichte sluiting van niet-essentiële winkels en handelszaken, cafés, restaurants en inrichtingen die behoren tot de culturele, feestelijke, recreatieve en sportieve sector. Een andere aangekondigde maatregel heeft betrekking op de verplichting voor niet-essentiële bedrijven[1] om telehuiswerk in te voeren voor elke functie waarvoor dat mogelijk is. Bij ondernemingen waar telehuiswerk niet mogelijk of praktisch niet haalbaar is, moet binnen de onderneming de verplichting tot ‘social distancing’ (d.i. het behoud van 1,5 m tussen elke persoon) maximaal worden gegarandeerd. Ondernemingen die daar niet in slagen, dienen verplicht te sluiten.
De coronacrisis heeft op verschillende wijzen belangrijke gevolgen voor de tewerkstelling binnen de onderneming. Zo zijn er ondernemingen die door het uitblijven van bestellingen, opdrachten en uitbestedingen hun werknemers nog moeilijk aan het werk kunnen houden. Ook de ondernemingen die verplicht dienen te sluiten, kunnen hun werknemers uiteraard niet meer aan het werk houden.
Met het oog op het bewaren van de werkgelegenheid op lange termijn heeft de Belgische overheid het stelsel van tijdelijke werkloosheid aangepast om aan deze crisis het hoofd te kunnen bieden (via een Koninklijk Besluit dat op 2 april 2020 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd). Via het systeem van tijdelijke werkloosheid kan een werkgever onder bepaalde voorwaarden de toelating krijgen om de arbeidsovereenkomst met een aantal van of al zijn werknemers tijdelijk te schorsen, en dit volledig of gedeeltelijk. De tijdelijk werkloos gestelde werknemer kan zich dan tot de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (hierna “RVA”) wenden voor een werkloosheidsuitkering.
2. Het systeem van tijdelijke werkloosheid
2.1. Tijdelijke werkloosheid
Ook vandaag zijn er nog twee verschillende vormen van tijdelijke werkloosheid :
· op grond van overmacht;
· omwille van economische redenen.
De regeling van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht werd aanzienlijk versoepeld als onderdeel van de overheidsmaatregelen om de COVID-19 pandemie het hoofd te bieden. De federale Minister van Werk verklaarde bovendien dat dit stelsel (de zogenaamde “corona-procedure”) op dit ogenblik de standaardprocedure is voor werkgevers die worden getroffen door de gevolgen van de crisis.
Tijdelijke werkloosheid omwille van economische reden kan nog steeds worden aangevraagd voor alle gevallen waar het gebrek aan werk geen verband houdt met de COVID-19 pandemie. Hieronder wordt het stelsel van tijdelijke werkloosheid op grond van overmacht verder toegelicht.
2.2. Tijdelijke werkloosheid op grond van overmacht
Er is in principe slechts sprake van overmacht wanneer een gebrek aan werk te wijten is aan een plotse, onvoorzienbare gebeurtenis, los van de wil van de partijen.
Overmacht doet zich bijvoorbeeld voor wanneer werknemers niet mogen worden tewerkgesteld op bevel van de overheid, rechtstreeks omdat die dat verbiedt (in geval van verplichte sluiting) of onrechtstreeks omdat een gebod of verbod tewerkstelling tijdelijk onmogelijk maakt (in het kader van een verplichting tot telehuiswerk of social distancing). In dergelijke gevallen wordt de arbeidsovereenkomst geacht geschorst te zijn op grond van overmacht en kunnen de betrokken werknemers die aan de voorwaarden voldoen, als tijdelijke werkloze een uitkering krijgen.
De regering heeft echter beslist om de overmacht-hypothese zeer ruim toe te passen. Alle aanvragen voor tijdelijke werkloosheid die verband houden met de COVID-19 pandemie zullen worden aanvaard.
Naast de flexibele toepassing van het begrip overmacht heeft de regering de formaliteiten voor de werkgevers aanzienlijk vereenvoudigd.
2.2.1. Wie komt in aanmerking voor tijdelijke werkloosheid wegens overmacht?
Tijdelijke werkloosheid kan op grond van overmacht voor arbeiders en bedienden via één enkele procedure worden ingevoerd.
Dit kan voor alle dagen waarop de werknemers niet tewerkgesteld kunnen worden, maar slechts per volledige dag tijdelijke werkloosheid. Ook moet de tijdelijke werkloosheid niet noodzakelijk betrekking hebben op het volledige personeel maar kan het worden ingevoerd voor een deel van hen. Werknemers kunnen bovendien dagen van werkloosheid met arbeidsdagen afwisselen
2.2.2. Welke procedure dient te worden doorlopen?
Tijdens de geldingsduur van de door de regering genomen maatregelen ter bestrijding van COVID-19 (momenteel tot en met 19 april 2020[2]) volstaat het voor de werkgever om een “scenario 5” aangifte in te dienen via socialsecurity.be.[3]
2.2.3. Voor welke periode kan ik tijdelijke werkloosheid wegens overmacht aanvragen?
De toepassing van deze versoepelde vorm van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht wordt door de RVA met terugwerkende kracht vanaf 13 maart 2020 aanvaard.
De RVA geeft op haar website aan dat van de flexibele toepassing van tijdelijke werkloosheid slechts gebruik kan worden gemaakt tot en met 19 april 2020. Deze datum kan uiteraard opschuiven als de regering haar dringende maatregelen ter bestrijding van COVID-19 nog zou verlengen.
De ondernemingen die na deze datum nog gevolgen zouden ondervinden van de coronacrisis kunnen dan eventueel nog beroep doen op tijdelijke werkloosheid op grond van economische redenen. Deze procedure is echter een stuk formalistischer en omslachtiger. Bovendien heeft de federale Minister van Werk verklaard dat zij geen aanvragen tot erkenning als onderneming in moeilijkheden[4] in overweging zal nemen tijdens de geldingsduur van de door de regering genomen dringende maatregelen (momenteel tot 19 april 2020, maar eventueel verlengbaar).
Het is echter niet onverstandig voor ondernemingen om zich al voor te bereiden op de periode na de overheidsmaatregelen en eventueel een dossier op bouwen met oog op een aanvraag van tijdelijke werkloosheid om economische redenen.
2.2.4. Hoeveel bedraagt deze werkloosheidsuitkering en moet de werkgever een supplement op deze uitkering betalen?
De tijdelijke werkloosheidsuitkering in het kader van overmacht stemt overeen met :
· 70% van het loon, waarbij het in aanmerking te nemen loon geplafonneerd wordt op 2754,70 euro bruto.
· een supplement ten laste van de RVA van 5,63 euro per dag.
In principe moet de werkgever bij tijdelijke werkloosheid wegens overmacht geen supplement betalen op bovenstaande uitkering.
In een aantal sectoren – en dus afhankelijk van het paritair (sub)comité waaronder de onderneming ressorteert – bestaat de verplichting voor de werkgever wel om een extra supplement toe te kennen aan de werknemers in het stelsel van tijdelijke werkloosheid (bijvoorbeeld paritair comité nr. 118 voor de voedingsnijverheid arbeiders).
2.2.5. Twee bijzondere vragen bij tijdelijke werkloosheid wegens overmacht
a. Wat met reeds geplande vakantie van de werknemers?
Vakantiedagen worden steeds overeengekomen tussen werkgever en werknemer. Dit heeft tot gevolg dat noch de werkgever, noch de werknemer verplicht kunnen worden om de reeds geplande of aanvaarde vakantiedagen in te trekken of te annuleren.
Tijdelijke werkloosheid is echter niet mogelijk op ‘geplande’ vakantiedagen. Tijdens deze periode zal de werknemer aldus niet tijdelijk werkloos worden gesteld.
Omgekeerd kan de werknemer evenmin worden verplicht worden om vakantiedagen op te nemen alvorens hij tijdelijk werkloos wordt gesteld.
b. Wat als mijn werknemer ziek wordt voorafgaand aan of gedurende de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht?
Over de vraag of eventueel gewaarborgd loon verschuldigd is wanneer de ziekte van de werknemer voorafgaat aan de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht bestaat tot op heden veel onduidelijkheid.
Bij de FOD Werkgelegenheid lijkt men te oordelen dat de werkgever voor de periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht geen (gewaarborgd) loon dient te betalen, ongeacht of de werknemer ziek wordt tijdens de periode van tijdelijke werkloosheid of dat de ziekte reeds voordien was begonnen. De zieke werknemer ontvangt tijdens deze periode wel een uitkering van het ziekenfonds.
Er bestaat echter ook een andere rechtsopvatting, namelijk dat de eerste schorsing primeert. Dit zou dan tot gevolg hebben dat gewaarborgd loon verder moet worden betaald aangezien de arbeidsongeschiktheid de eerste schorsing van de arbeidsovereenkomst is.
De sociale partners zijn er vandaag nog niet in geslaagd een gezamenlijk standpunt in te nemen over deze kwestie.
Als je vragen hebt, kan je contact opnemen met Curia.
[1] de essentiële bedrijven en sectoren werden als bijlage bij het ministerieel besluit van 18 maart 2020 opgesomd en aangevuld bij het Ministerieel besluit van 23 maart 2020 https://crisiscentrum.be/sites/default/files/content/mb_-_23-maart.pdf
[2] indien de geldingsduur van maatregelen wordt verlengd, zal deze termijn ook automatisch worden verlengd.
[3] Dit kan door de werkgever zelf of via haar sociaal secretariaat via de online tool op de portaalsite van de sociale zekerheid, zie https://www.socialsecurity.be/site_nl/employer/applics/drs/onem/index.htm. Bij deze aangifte hoort de volgende mededeling : als reden van tijdelijke werkloosheid “overmacht” via selectie van code 5.4 “aard van de dag” en als reden van de overmachtssituatie “coronavirus
[4]voor de ondernemingen die geen daling van omzet, de productie of beslissing met 10% kunnen aantonen.